Â
De Heidelbergse Catechismus
 |
Â
Overzicht zondagen - klik op een zondagnr. om naar toe te gaan... | ||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 |
19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 |
28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 |
37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 |
46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | Â | Â |
ZONDAG 1 Vraag 1: Wat is uw enige troost in leven en sterven? Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Want Hij heeft met zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle macht van de duivel verlost. Hij bewaart mij zo, dat zonder de wil van mijn hemelse vader geen haar van mijn hoofd kan vallen, ja zelfs zo, dat alles dienen moet tot mijn heil. Daarom geeft Hij mij door zijn Heilige Geest ook zekerheid van het eeuwige leven en maakt Hij mij van harte bereid om voortaan voor Hem te leven. Vraag 2: Wat moet u weten om door deze troost gelukkig te leven en te sterven? Antwoord: Ten eerste hoe groot mijn zonden en ellende zijn. |
ZONDAG 2 Vraag 3: Waaruit kent u uw ellende? Antwoord: Uit de wet van God. Vraag 4: Wat eist God in zijn wet van ons? Antwoord: Dat leert Christus ons in een samenvatting, Matteus 22: 37-40: Vraag 5: Kunt u dit alles volbrengen? Antwoord: Nee, want naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten. |
ZONDAG 3 Vraag 6: Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen? Antwoord: Nee, God heeft de mens goed en naar zijn beeld geschapen, dat wil zeggen: in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God, zijn Schepper, naar waarheid kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige heerlijkheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen, Vraag 7: Waaruit komt deze verdorven aard van de mens dan voort? Antwoord: Uit de val en de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs; want daar werd onze natuur zo verdorven, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden. Vraag 8: Maar zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad? Antwoord: Ja, behalve wanneer wij door de Geest van God opnieuw geboren worden. |
ZONDAG 4 Vraag 9: Doet God de mens dan geen onrecht, dat Hij in zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan? Antwoord: Nee, want God heeft de mens zo geschapen, dat hij dit kon doen. Maar de mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen, op ingeving van de duivel en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd. Vraag 10: Wil God zo’n ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten? Antwoord: Beslist niet, maar God vertoornt Zich verschrikkelijk, zowel over de zonde die ons aangeboren is als over de zonden die wij doen. Vraag 11: Maar God is toch ook barmhartig? Antwoord: God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig. |
ZONDAG 5 Vraag 12: Hoe kunnen wij aan deze straf ontkomen en weer in genade aangenomen worden, nu wij naar Gods rechtvaardig oordeel straf in tijd en eeuwigheid verdiend hebben? Antwoord: God wil dat aan zijn gerechtigheid wordt voldaan. Daarom moeten wij òf zelf òf door een ander volkomen betalen. Vraag 13: Maar kunnen wij zelf betalen? Antwoord: Op geen enkele manier. Wij maken de schuld juist elke dag groter. Vraag 14: Kan een schepsel dat alleen maar schepsel is, voor ons betalen? Antwoord: Nee, want ten eerste wil God geen ander schepsel straffen voor de schuld die de mens gemaakt heeft; ten tweede kan ook geen schepsel dat alleen maar schepsel is, de last van de eeuwige toorn van God tegen de zonde dragen en andere schepselen daarvan verlossen. Vraag 15: Wat voor een Middelaar en Verlosser moeten wij dan zoeken? Antwoord: Een Middelaar die een echt en rechtvaardig mens is en toch sterker dan alle schepselen, dat wil zeggen: die tegelijk echt God is. |
ZONDAG 6 Vraag 16: Waarom moet de Middelaar een echt en rechtvaardig mens zijn? Antwoord: Omdat Gods gerechtigheid eist, dat de menselijke natuur, die gezondigd heeft, ook voor de zonde betaalt, en omdat een mens die zelf zondaar is, niet voor anderen kan betalen. Vraag 17: Waarom moet de Middelaar tegelijk echt God zijn? Antwoord: Om uit kracht van zijn godheid de last van Gods toorn aan zijn menselijke natuur te kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven te kunnen verwerven en teruggeven. Vraag 18: Wie is dan deze Middelaar, die echt God en tegelijk een echt en rechtvaardig mens is? Antwoord: Onze Here Jezus Christus, die ons door God geschonken is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en tot een volkomen verlossing. Vraag 19: Waaruit weet u dat? Antwoord: Uit het heilig evangelie. God heeft dat eerst zelf in het paradijs geopenbaard. Daarna heeft Hij het door de heilige aartsvaders en profeten laten verkondigen. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 7 Vraag 20: Krijgen dan alle mensen door Christus het heil terug, zoals zij in Adam veroordeeld zijn? Antwoord: Nee, maar alleen zij die door waar geloof bij Hem worden ingelijfd en al zijn weldaden aannemen. Vraag 21: Wat is waar geloof? Antwoord: Waar geloof is een stellig weten waardoor ik alles voor betrouwbaar houd, wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft. Vraag 22: Wat moet een christen geloven? Antwoord: Alles wat ons in het Evangelie beloofd wordt. Vraag 23: Hoe luiden die artikelen? Antwoord: |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 8 Vraag 24: Hoe worden deze artikelen ingedeeld? Antwoord: In drie delen. Vraag 25: Waarom noemt u drie Personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, terwijl er toch maar één God is? Antwoord: Omdat God Zich zo in zijn Woord geopenbaard heeft: deze drie onderscheiden Personen zijn de ene, ware en eeuwige God. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 9 Vraag 26: Wat gelooft u, wanneer u zegt: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde? Antwoord: Dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat erin is, uit niets geschapen heeft en ze nog door zijn eeuwige raad en voorzienigheid in stand houdt en regeert, om zijn Zoon Jezus Christus mijn God en mijn Vader is. Daarom vertrouw ik zo op Hem, dat ik er niet aan twijfel, of Hij zal mij voorzien van alles wat ik voor lichaam en ziel nodig heb, en ook elk kwaad, dat Hij mij in dit moeitevol leven toedeelt, voor mij doen meewerken ten goede. Want Hij kan dit doen als een almachtig God en wil het ook doen als een trouw Vader. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 10 Vraag 27: Wat verstaat u onder Gods voorzienigheid? Antwoord: De almachtige en tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij hemel en aarde, met alle schepselen, als met zijn hand in stand houdt en zó regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel vallen. Vraag 28: Waarom is het voor ons belangrijk te weten dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid in stand houdt? Antwoord: Om in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar te zijn en voor de toekomst dit vaste vertrouwen te hebben in onze trouwe God en Vader, dat geen schepsel ons van zijn liefde scheiden zal. Want alle schepselen zijn zo in zijn hand, dat zij zich tegen zijn wil niet roeren of bewegen kunnen. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 11 Vraag 29: Waarom wordt de Zoon van God Jezus, dat is Verlosser, genoemd? Antwoord: Omdat Hij ons verlost van al onze zonden, en omdat er bij niemand anders enig behoud te zoeken en te vinden is. Vraag 30: Geloven zij dan wel in de enige Verlosser Jezus, die hun behoud en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens anders zoeken? Antwoord: Nee, maar zij verloochenen met de daad de enige Verlosser Jezus, ook al roemen zij met de mond in Hem. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 12 Vraag 31: Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd? Antwoord: Omdat Hij door God de Vader is aangesteld en met de Heilige Geest gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, tot onze enige Hogepriester en tot onze eeuwige Koning. Vraag 32: Maar waarom wordt u een christen genoemd? Antwoord: Omdat ik door het geloof een lid van Christus ben en zo deel heb aan zijn zalving, om: |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 13 Vraag 33: Waarom wordt Christus de eniggeboren Zoon van God genoemd? Wij zijn toch ook Gods kinderen? Antwoord: Omdat alleen Hij de eeuwige en natuurlijke Zoon van God is. Maar wij zijn om Christus’ wil uit genade tot Gods kinderen aangenomen. Vraag 34: Waarom noemt u Hem onze Here? Antwoord: Omdat Hij ons met lichaam en ziel, niet met goud of zilver, maar met zijn kostbaar bloed van al onze zonden vrijgekocht en uit alle macht van de duivel verlost heeft. Zo heeft Hij ons tot zijn eigendom gemaakt. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 14 Vraag 35: Wat belijdt u met de woorden: die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria? Antwoord: De eeuwige Zoon van God, die echt en eeuwig God is en blijft, heeft door de werking van de Heilige Geest echte menselijke natuur aangenomen uit het vlees en bloed van de maagd Maria, om het ware zaad van David te zijn, zijn broeders in alles gelijk, maar zonder zonde. Vraag 36: Wat is voor u de waarde van de heilige ontvangenis en geboorte van Christus? Antwoord: Zo is Hij onze Middelaar, die met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 15 Vraag 37: Wat belijdt u met het woord: geleden? Antwoord: Christus heeft heel de tijd van zijn leven op aarde, maar vooral aan het einde daarvan, de toorn van God tegen de zonde van het hele menselijke geslacht aan lichaam en ziel gedragen. Vraag 38: Waarom heeft Hij onder de rechter Pontius Pilatus geleden? Antwoord: Christus is onschuldig onder de wereldlijke rechter veroordeeld, om ons te bevrijden van het strenge oordeel van God, dat over ons zou komen. Vraag 39: Heeft het een bijzondere betekenis dat Christus is gekruisigd en niet op een andere wijze is gestorven? Antwoord: Ja, want daardoor ben ik er zeker van, dat Hij de vloek die op mij lag, op Zich geladen heeft, omdat de kruisdood door God vervloekt was. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 16 Vraag 40: Waarom moest Christus Zich tot in de dood vernederen? Antwoord: Omdat vanwege Gods gerechtigheid en waarheid niet anders voor onze zonden betaald kon worden dan door de dood van Gods Zoon. Vraag 41: Waarom is Christus begraven? Antwoord: Om daardoor aan te tonen dat Hij echt gestorven was. Vraag 42: Nu Christus voor ons gestorven is, waarom moeten wij dan nog sterven? Antwoord: Onze dood is geen betaling voor onze zonden, maar alleen een afsterven van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven. Vraag 43: Wat is voor ons nog meer de waarde van het offer en de dood van Christus aan het kruis? Antwoord: Door zijn kracht wordt onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood en begraven, opdat de slechte begeerten van het vlees in ons niet meer regeren, maar opdat wij onszelf aan Christus offeren als een offer van dankbaarheid. Vraag 44: Waarom volgt er: neergedaald in de hel? Antwoord: Daardoor mag ik er in mijn felste aanvechtingen zeker van zijn en er rijke troost uit putten, dat mijn Here Jezus Christus mij van de angst en pijn van de hel verlost heeft. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 17 Vraag 45: Wat is voor ons de waarde van de opstanding van Christus? Antwoord: Ten eerste heeft Hij door zijn opstanding de dood overwonnen, om ons te doen delen in de gerechtigheid, die Hij door zijn dood voor ons had verworven. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 18 Vraag 46: Wat belijdt u met de woorden: opgevaren naar de hemel? Antwoord: Dat Christus voor de ogen van zijn discipelen van de aarde naar de hemel is opgenomen en daar ons ten goede is, totdat Hij terugkomt om te oordelen de levenden en de doden. Vraag 47: Is Christus dan niet bij ons tot aan de voleinding van de wereld, zoals Hij ons beloofd heeft? Antwoord: Christus is echt mens en echt God. Naar zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde, maar naar zijn godheid, majesteit, genade en Geest verlaat Hij ons nooit meer. Vraag 48: Maar als de menselijke natuur niet overal is waar de godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkaar gescheiden? Antwoord: Beslist niet. Want zijn godheid kan door niets ingesloten worden en is overal tegenwoordig. Daaruit volgt dat deze godheid wel buiten haar aangenomen mensheid is, maar toch ook in haar is en persoonlijk met haar verenigd blijft. Vraag 49: Wat is voor ons de waarde van de hemelvaart van Christus? Antwoord: Ten eerste is Hij in de hemel voor het aangezicht van zijn Vader om voor ons te pleiten. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 19 Vraag 50: Waarom wordt eraan toegevoegd: en zit aan de rechterhand van God? Antwoord: Christus is opgevaren naar de hemel om Zich daar te bewijzen als het Hoofd van zijn christelijke kerk, door wie de Vader alle dingen regeert. Vraag 51: Wat is voor ons de waarde van deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus? Antwoord: Ten eerste giet Hij door zijn Heilige Geest in ons, zijn leden, de hemelse gaven uit. Vraag 52: Welke troost schenkt u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden? Antwoord: Dat ik in alle droefheid en vervolging met opgeheven hoofd juist Hem als Rechter uit de hemel verwacht, die Zich eerst om mij voor Gods rechterstoel gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 20 Vraag 53: Wat gelooft u van de Heilige Geest? Antwoord: Ten eerste dat Hij samen met de Vader en de Zoon echt en eeuwig God is. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 21 Vraag 54: Wat gelooft u van de heilige, algemene, christelijke kerk? Antwoord: Dat de Zoon van God uit het hele menselijke geslacht Zich een gemeente, die tot het eeuwige leven uitverkoren is, van het begin van de wereld tot aan het einde vergadert, beschermt en onderhoudt. Hij doet dit door zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof. Vraag 55: Wat verstaat u onder de gemeenschap der heiligen? Antwoord: Ten eerste dat de gelovigen allen samen en ieder persoonlijk als leden gemeenschap hebben met de Here Christus en deel hebben aan al zijn schatten en gaven. Vraag 56: Wat belijdt u met de woorden: vergeving van de zonden? Antwoord: Omdat Christus voldaan heeft, wil God nooit meer denken aan al mijn zonden, ook niet aan mijn zondige aard, waartegen ik mijn leven lang moet strijden. Maar God schenkt mij uit genade de gerechtigheid van Christus, zodat ik nooit meer door Hem veroordeeld word. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 22 Vraag 57: Welke troost geeft u de opstanding van het vlees? Antwoord: Dat niet alleen mijn ziel na dit leven terstond tot haar Hoofd Christus opgenomen zal worden, maar dat ook dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt, weer met mijn ziel verenigd en aan het verheerlijkt lichaam van Christus gelijkvormig zal worden. Vraag 58: Welke troost put u uit het artikel over het eeuwige leven? Antwoord: Evenals ik nu al het begin van de eeuwige vreugde in mijn hart voel, zal ik ook na dit leven volkomen heerlijkheid bezitten, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die in geen mensenhart is opgekomen, en wel om God daarin eeuwig te prijzen. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 23 Vraag 59: Wat hebt u er nu aan, dat u dit alles gelooft? Antwoord: Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam van het eeuwige leven. Vraag 60: Hoe bent u rechtvaardig voor God? Antwoord: Alleen door waar geloof in Jezus Christus1. Vraag 61: Waarom zegt u dat u alleen door het geloof rechtvaardig bent? Antwoord: Niet omdat ik door de waarde van mijn geloof voor God aangenaam ben. Maar alleen de voldoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus is mijn gerechtigheid voor God. En alleen door het geloof kan ik die aannemen en tot mijn eigendom maken. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 24 Vraag 62: Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een deel daarvan zijn? Antwoord: Omdat de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, geheel volmaakt en in alle opzichten met Gods wet in overeenstemming moet zijn, terwijl zelfs onze beste werken in dit leven allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt zijn. Vraag 63: Maar hebben onze goede werken dan geen verdienste? God wil ze toch in dit en in het toekomstige leven belonen? Antwoord: Deze beloning wordt niet uit verdienste, maar uit genade gegeven. Vraag 64: Maar maakt deze leer de mensen niet zorgeloos en goddeloos? Antwoord: Nee, want het kan niet anders, of ieder die door waar geloof in Christus ingeplant is, brengt vruchten van dankbaarheid voort. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 25 Vraag 65: Nu alleen het geloof ons aan Christus en aan al zijn weldaden deel geeft, waar komt dit geloof vandaan? Antwoord: Van de Heilige Geest, die het geloof in ons hart werkt door de verkondiging van het heilig evangelie en het versterkt door het gebruik van de sacramenten. Vraag 66: Wat zijn sacramenten? Antwoord: Sacramenten zijn heilige zichtbare tekenen en zegels, die God ingesteld heeft om ons door het gebruik daarvan de belofte van het evangelie nog beter te doen verstaan en te verzegelen. Vraag 67: Hebben het woord en de sacramenten beide als doel ons geloof te wijzen op het offer van Jezus Christus aan het kruis, als de enige grond van ons heil? Antwoord: Ja, want de Heilige Geest leert ons in het evangelie en bevestigt ons door de sacramenten, dat ons volkomen heil rust in het enige offer van Christus, dat voor ons aan het kruis gebracht is. Vraag 68: Hoeveel sacramenten heeft Christus in het nieuwe verbond ingesteld? Antwoord: Twee, namelijk de heilige doop en het heilig avondmaal. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 26 Vraag 69: Hoe wordt u in de heilige doop onderwezen en ervan verzekerd, dat het enige offer van Christus aan het kruis u ten goede komt? Antwoord: Christus heeft het waterbad van de doop ingesteld en daarbij beloofd, dat ik met zijn bloed en Geest van de onreinheid van mijn ziel, dat is van al mijn zonden, gewassen ben. Dit is even zeker als ik gewassen ben met het water, dat de onreinheid van het lichaam wegneemt. Vraag 70: Wat betekent dat: met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn? Antwoord: Dat wij van God vergeving van de zonden hebben uit genade, om het bloed van Christus, dat Hij in zijn offer aan het kruis voor ons vergoten heeft. Vraag 71: Waar heeft Christus ons beloofd dat Hij ons even zeker met zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater gewassen worden? Antwoord: In de instelling van de doop, die zo luidt: Gaat dan heen, maakt alle volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, Matteüs 28: 19. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 27 Vraag 72: Is dat waterbad dan de afwassing van de zonden zelf? Antwoord: Nee, want alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigen ons van alle zonden. Vraag 73: Waarom noemt de Heilige Geest de doop dan het bad van de wedergeboorte en de afwassing van de zonden? Antwoord: God zegt dat niet zonder dringende reden. Vraag 74: Moeten ook de kleine kinderen gedoopt worden? Antwoord: Ja, want de kinderen horen evengoed als de volwassenen bij Gods verbond en bij zijn gemeente. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 28 Vraag 75: Hoe wordt u in het heilig avondmaal onderwezen en ervan verzekerd, dat u aan het enige offer van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al zijn schatten deel hebt? Antwoord: Christus heeft mij en alle gelovigen een bevel en daarbij ook een belofte gegeven. Hij heeft bevolen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en uit deze beker te drinken. Hij heeft daarbij ten eerste belooft, dat zijn lichaam voor mij aan het kruis geofferd en zijn bloed voor mij vergoten is. Dit is even zeker als ik met de ogen zie dat het brood des Heren voor mij gebroken en de beker mij gegeven wordt. Ten tweede heeft Hij beloofd, dat Hij zelf mijn ziel met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven voedt en verkwikt. Dit is even zeker als ik het brood en de wijn, als betrouwbare tekenen van Christus’ lichaam en bloed, uit de hand van de dienaar ontvang en met de mond geniet.  Vraag 76: Wat betekent dat: het gekruisigd lichaam van Christus eten en zijn vergoten bloed drinken? Antwoord: Dat wij met een gelovig hart heel het lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving van zonden en eeuwig leven verkrijgen. Vraag 77: Waar heeft Christus beloofd dat Hij de gelovigen even zeker met zijn lichaam en bloed wil voeden en verkwikken, als zij van dit gebroken brood eten en uit deze beker drinken? Antwoord: In de instelling van het avondmaal, die zo luidt: Deze belofte wordt herhaald door de apostel Paulus, als hij zegt: |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 29 Vraag 78: Worden dan brood en wijn veranderd in het eigen lichaam en bloed van Christus? Antwoord: Nee, het is bij het avondmaal net als bij de doop. Vraag 79: Waarom noemt Christus dan het brood zijn lichaam, en de beker zijn bloed, of het nieuwe verbond in zijn bloed, en spreekt Paulus van een gemeenschap met het lichaam en het bloed van Christus? Antwoord: Christus zegt dat niet zonder dringende reden. Maar vooral wil Hij ons door deze zichtbare tekenen en panden ervan verzekeren: ten eerste dat wij door de werking van de Heilige Geest even werkelijk deel krijgen aan zijn echte lichaam en bloed, als wij deze heilige tekenen met de lichamelijke mond tot zijn gedachtenis ontvangen; ten tweede dat heel zijn lijden en gehoorzaamheid zo zeker ons deel zijn, alsof wij in eigen persoon voor onze zonden alles geleden en onze schuld aan God voldaan hadden. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 30 Vraag 80: Wat is het verschil tussen het avondmaal van de Here en de pauselijke mis? Antwoord: Het avondmaal van de Here verzekert ons ervan: ten eerste dat wij volkomen vergeving van al onze zonden hebben door het enige offer van Jezus Christus, dat Hij zelf éénmaal aan het kruis heeft volbracht; ten tweede dat wij door de Heilige Geest ingelijfd worden bij Christus, die nu naar zijn menselijke natuur niet op de aarde is, maar in de hemel aan de rechterhand van God zijn Vader en dáár door ons wil worden aangebeden. Maar de mis leert: ten eerste dat de levenden en de doden alleen dan door het lijden van Christus vergeving van zonden hebben, indien Christus nog dagelijks door de priesters in de mis voor hen geofferd wordt; ten tweede dat Christus lichamelijk in de gedaante van brood en wijn aanwezig is en daarom ook in die gedaante aangebeden moet worden. De mis is dus in de grond van de zaak niet anders dan een verloochening van het enige offer en lijden van Jezus Christus en een vervloekte afgoderij.  Vraag 81: Voor wie is het avondmaal van de Here ingesteld? Antwoord: Voor hen die om hun zonden een afkeer van zichzelf hebben en toch vertrouwen dat deze hun om Christus’ wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid door zijn lijden en sterven bedekt is; die ook begeren hoe langer hoe meer hun geloof te versterken en hun leven te beteren. Maar de huichelaars en zij die zich niet van harte tot God bekeren, halen door hun eten en drinken een oordeel over zich. Vraag 82: Mag men ook hen tot dit avondmaal toelaten die zich door hun belijdenis en leven als ongelovigen en goddelozen doen kennen? Antwoord: Nee, want op deze wijze wordt Gods verbond ontheiligd en zijn toorn over de gehele gemeente opgewekt. Daarom is de christelijke kerk verplicht volgens het bevel van Christus en van zijn apostelen allen die zich als ongelovigen en goddelozen doen kennen, door de sleutels van het koninkrijk der hemelen buiten te sluiten, totdat zij hun leven beteren. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 31 Vraag 83: Wat zijn de sleutels van het koninkrijk der hemelen? Antwoord: De verkondiging van het heilig evangelie en de kerkelijke tucht. Vraag 84: Hoe wordt het koninkrijk der hemelen door de verkondiging van het heilig evangelie geopend en gesloten? Antwoord: Volgens het bevel van Christus wordt aan de gelovigen, allen samen en ieder persoonlijk, verkondigd en in het openbaar verklaard, dat al hun zonden hun door God om de verdienste van Christus werkelijk vergeven zijn, zo vaak zij de belofte van het evangelie met waar geloof aannemen. Vraag 85: Hoe wordt het koninkrijk der hemelen gesloten en geopend door de kerkelijke tucht? Antwoord: Volgens het bevel van Christus worden zij die onder de naam van christen zich in leer of leven onchristelijk gedragen, eerst bij herhaling broederlijk vermaand. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 32 Vraag 86: Nu wij uit onze ellende, zonder enige verdienste van onze kant, alleen uit genade door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen? Antwoord: Omdat Christus ons niet alleen met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, maar ons ook door zijn Heilige Geest vernieuwt tot zijn beeld, opdat wij met ons hele leven tonen, dat wij God dankbaar zijn voor zijn weldaden en opdat Hij door ons geprezen wordt. Vraag 87: Kunnen zij dan behouden worden, die in hun goddeloos en ondankbaar leven voortgaan en zich niet tot God bekeren? Antwoord: Beslist niet, want de Schrift zegt dat een onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, oplichter, of een dergelijke zondaar, het koninkrijk van God niet beërven zal. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 33 Vraag 88: Waarin bestaat de ware bekering van de mens? Antwoord: In het afsterven van de oude en het opstaan van de nieuwe mens. Vraag 89: Wat is het afsterven van de oude mens? Antwoord: Oprechte droefheid, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. En ook dat wij deze zonden hoe langer hoe meer haten en ontvluchten. Vraag 90: Wat is het opstaan van de nieuwe mens? Antwoord: Hartelijke vreugde in God door Christus en lust en liefde om naar de wil van God in alle goede werken te leven. Vraag 91: Maar wat zijn goede werken? Antwoord: Alleen die uit waar geloof, naar de wet van God en tot zijn eer gedaan worden, maar niet die op onze eigen mening of op geboden van mensen gegrond zijn. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 34 Vraag 92: Hoe luidt de wet van de HERE? Antwoord: God sprak al deze woorden, Exodus 20: 2-17, Deuteronomium 5: 6-21: Vraag 93: Hoe worden deze tien geboden ingedeeld? Antwoord: In twee tafelen. Vraag 94: Wat gebiedt God in het eerste gebod? Antwoord: Ten eerste dat ik, als mijn heil mij lief is, alle afgoderij, tovenarij, waarzeggerij, bijgeloof, aanroeping van de heiligen of van andere schepselen vermijd en ontvlucht. Vraag 95: Wat is afgoderij? Antwoord: Afgoderij is in plaats van de enige ware God, die Zich in zijn Woord geopenbaard heeft, of naast Hem iets anders verzinnen of hebben, waarop de mens zijn vertrouwen stelt. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 35 Vraag 96: Wat eist God in het tweede gebod? Antwoord: Dat wij God op geen enkele manier afbeelden en Hem op geen andere wijze vereren dan Hij in zijn Woord bevolen heeft. Vraag 97: Mag men dan helemaal geen beelden maken? Antwoord: God kan en mag op geen enkele manier afgebeeld worden. De schepselen mogen wel afgebeeld worden, maar God verbiedt dat wij een afbeelding van hen maken of hebben om die te vereren of God daardoor te dienen. Vraag 98: Maar zou men de beelden als ‘boeken der leken’ in de kerken mogen toelaten? Antwoord: Nee, want wij moeten niet wijzer zijn dan God, die zijn christenen niet door stomme beelden, maar door de levende verkondiging van zijn Woord wil laten onderwijzen. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 36 Vraag 99: Wat eist God in het derde gebod? Antwoord: Dat wij Gods naam niet lasteren of misbruiken door vloeken of door een valse eed en evenmin door onnodig zweren. Vraag 100: Is het lasteren van Gods naam door zweren en vloeken dan zo’n grote zonde, dat God ook toornt tegen hen die het vloeken en zweren niet zoveel mogelijk helpen tegengaan en verbieden? Antwoord: Ja zeker, want geen zonde is groter en wekt Gods toorn meer op dan het lasteren van zijn naam. Daarom heeft Hij op deze zonde de doodstraf gesteld. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 37 Vraag 101: Maar kan men ook godvrezend bij de naam van God zweren? Antwoord: Ja, wanneer de overheid het van haar onderdanen eist of in geval van nood, om daardoor trouw en waarheid te bekrachtigen, en dat tot eer van God en tot heil van de naaste. Vraag 102: Mag men ook bij de heiligen of andere schepselen zweren? Antwoord: Nee, want rechtmatig zweren is God aanroepen, of Hij, die als enige het hart kent, voor de waarheid wil getuigen en mij wil straffen, indien ik vals zweer. Deze eer komt aan geen schepsel toe. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 38 Vraag 103: Wat gebiedt God in het vierde gebod? Antwoord: Ten eerste dat gezorgd wordt voor het in stand houden van de dienst des Woords en van de scholen, en dat ik vooral op de sabbat, dat is op de rustdag, trouw tot Gods gemeente zal komen om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God de Here publiek aan te roepen en de armen christelijke barmhartigheid te bewijzen. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 39 Vraag 104: Wat eist God in het vijfde gebod? Antwoord: Dat ik aan mijn vader en moeder en aan allen die gezag over mij ontvangen hebben, alle eer, liefde en trouw bewijs, mij aan hun goede onderwijzing en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerp en ook met hun zwakheid en gebreken geduld heb, omdat God ons door hun hand wil regeren. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 40 Vraag 105: Wat eist God in het zesde gebod? Antwoord: Dat ik mijn naaste niet van zijn eer beroof, niet haat, kwets of dood. Dit mag ik niet doen met gedachten, woorden of gebaren en nog veel minder met de daad, ook niet door middel van anderen, maar ik moet juist alle wraakzucht afleggen. Vraag 106: Het gaat dus in dit gebod niet alleen om doodslag? Antwoord: Nee. Door de doodslag te verbieden leert God ons ook dat Hij afgunst, haat, toorn en wraakzucht als de wortel van deze zonde haat en dat dit alles voor Hem doodslag is. Vraag 107: Maar is het genoeg dat wij onze naaste, zoals gezegd, niet doden? Antwoord: Nee, want terwijl God afgunst, haat en toorn verbiedt, gebiedt Hij dat wij onze naaste liefhebben als onszelf, jegens hem geduldig, vredelievend, zachtmoedig, barmhartig en vriendelijk zijn, zijn schade zoveel mogelijk voorkomen en dat wij ook onze vijanden goed doen. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 41 Vraag 108: Wat leert ons het zevende gebod? Antwoord: Dat alle onkuisheid door God vervloekt is. Vraag 109: Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreuk? Antwoord: Omdat zowel ons lichaam als onze ziel een tempel van de Heilige Geest is, wil God dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 42 Vraag 110: Wat verbiedt God in het achtste gebod? Antwoord: God verbiedt niet alleen het stelen en roven dat de overheid straft, maar Hij noemt ook diefstal alle boze plannen en kwade praktijken, waardoor wij trachten ons meester te maken van het bezit van onze naaste. Vraag 111: Wat gebiedt God u in dit gebod? Antwoord: Dat ik het welzijn van mijn naaste, waar ik kan en mag, bevorder en zo met hem doe, als ik wil dat men met mij doet. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 43 Vraag 112: Wat eist God in het negende gebod? Antwoord: Dat ik tegen niemand een vals getuigenis afleg, niemands woorden verdraai en geen kwaadspreker of lasteraar ben. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 44 Vraag 113: Wat eist God in het tiende gebod? Antwoord: Dat zelfs de geringste neiging of gedachte die tegen enig gebod van God ingaat, in ons hart nooit meer mag komen, maar dat wij altijd met heel ons hart alle zonden haten en liefde tot alle gerechtigheid hebben. Vraag 114: Maar kunnen zij die tot God bekeerd zijn, deze geboden volbrengen? Antwoord: Nee, want zelfs de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid, maar wel zo, dat zij met een ernstig voornemen niet slechts naar sommige, maar naar alle geboden van God beginnen te leven. Vraag 115: Waarom laat God ons de tien geboden dan zo scherp prediken, als toch niemand ze in dit leven volbrengen kan? Antwoord: Ten eerste wil God, dat wij ons leven lang onze zondige aard steeds meer leren kennen en daardoor nog meer begeren de vergeving van de zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 45 Vraag 116: Waarom is het gebed voor de christenen noodzakelijk? Antwoord: Omdat het gebed het voornaamste is in de dankbaarheid die God van ons eist; bovendien wil God zijn genade en zijn Heilige Geest alleen geven aan hen die van harte en zonder ophouden Hem daarom bidden en daarvoor danken. Vraag 117: Wat behoort tot een gebed dat God aangenaam is en door Hem verhoord wordt? Antwoord: Ten eerste dat wij alleen de enige ware God, die Zich in zijn Woord aan ons geopenbaard heeft, van harte aanroepen om alles wat Hij ons geboden heeft te bidden. Vraag 118: Wat heeft God ons bevolen in ons gebed van Hem te vragen? Antwoord: Alles wat wij voor lichaam en ziel nodig hebben, zoals de Here Christus dat samenvatte in het gebed dat Hij zelf ons geleerd heeft. Vraag 119: Hoe luidt dat gebed? Antwoord: Onze Vader, die in de hemelen zijt, |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 46 Vraag 120: Waarom heeft Christus ons geboden God aan te spreken als: Onze Vader? Antwoord: Christus wil reeds bij het begin van ons gebed in ons het kinderlijk ontzag en vertrouwen jegens God wekken, waarop ons gebed gegrond moet zijn. Vraag 121: Waarom wordt hieraan toegevoegd: die in de hemelen zijt? Antwoord: Daarmee leert Christus ons over de hemelse majesteit van God niet aards te denken, en van zijn almacht alles te verwachten wat wij voor lichaam en ziel nodig hebben. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 47 Vraag 122: Wat is de eerst bede? Antwoord: Uw naam worde geheiligd. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 48 Vraag 123: Wat is de tweede bede? Antwoord: Uw koninkrijk kome. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 49 Vraag 124: Wat is de derde bede? Antwoord: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 50 Vraag 125: Wat is de vierde bede? Antwoord: Geef ons heden ons dagelijks brood. |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 51 Vraag 126: Wat is de vijfde bede? |
 Terug naar boven ⇑ |
ZONDAG 52 Vraag 127: Wat is de zesde bede? Antwoord: En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Vraag 128: Waarmee beëindigt u uw gebed? Antwoord: Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Vraag 129: Wat betekent het woord: Amen? Antwoord: Amen wil zeggen: Het is waar en zeker. |
Terug naar boven ⇑ |
Â